22 april ✝ maandag in de vierde paasweek

Lezingen

Evangelielezing

Lezing

Hymne

751

Psalmen

1115

Lauden

Hymne

355

Psalmen

1118

KS

454

Middaggebed

Hymne

764

Psalmen

1122

KS

414

Vespers

Hymne

748

Psalmen

1126

KS

455

Completen

Hymne

683

Psalmen

1208

 

Openingstekst

Rom. 6, 9

Christus is uit de doden opgestaan,
Hij kan niet meer sterven;
de dood heeft geen macht meer over Hem. Alleluia.

Eerste lezing

Hand. 11, 1-18
God heeft ook aan de heidenen de bekering ten leven geschonken.

Uit de Handelingen van de Apostelen

In die dagen hoorden de apostelen en de broeders in Judea
dat ook de heidenen het woord van God hadden aangenomen.
Toen Petrus dan in Jeruzalem kwam
maakten de gelovigen uit de besnijdenis hem het verwijt:
„Gij hebt het huis van onbesnedenen betreden
en gij hebt met hen gegeten.”
Nu begon Petrus hun een geregeld verslag te geven
„Ik was
– zo zei hij –
in de stad Joppe aan het bidden
toen ik in een geestverrukking een visioen zag:
een voorwerp, in de vorm van een groot laken,
dat aan de vier punten uit de hemel werd neergelaten,
daalde uit de hemel en kwam tot vlak bij mij.
Ik keek er naar met gespannen aandacht
en zag viervoetige dieren,
wilde beesten, kruipende dieren en vogels.
Bovendien hoorde ik een stem die tot mij zei:
Komaan Petrus, slacht en eet.
Maar ik zei:
Dat in geen geval, Heer,
want nooit kwam er iets onheilige of onreins in mijn mond.
Maar de stem uit de hemel liet zich een tweede maal horen
en gaf mij ten antwoord:
Beschouw niet als onheilig wat God rein heeft verklaard.
Dit gebeurde tot drie keer toe
en toen werd alles weer naar de hemel opgetrokken.
Terstond daarop
vervoegden zich drie mannen bij het huis waar we verbleven,
ze waren uit Caesarea naar mij toegezonden.
De Geest beval mij
zonder bedenken met hen mee te gaan.
Ook deze zes broeders gingen met mij mee
en wij traden het huis van die man binnen.
Hij vertelde ons
hoe hij een engel in zijn huis had zien staan die zei:
Zend iemand naar Joppe
om Simon, bijgenaamd Petrus, te halen.
Die zal u zeggen
op welke wijze gij en heel uw huis redding kunt vinden.
Juist was ik begonnen te spreken
toen de heilige Geest op hen neerkwam
zoals in het begin ook op ons.
Toen dacht ik terug aan het woord van de Heer,
hoe Hij gezegd had:
Johannes doopte met water
maar gij zult gedoopt worden met de heilige Geest.
Indien God hun nu dezelfde gave gegeven heeft als aan ons
die reeds geloofden in de Heer Jezus Christus,
hoe zou ik dan in staat geweest zijn God tegen te houden?”
Toen zij dat gehoord hadden
waren zij gerustgesteld
en zij verheerlijkten God met de woorden:
„Zo heeft God dan ook aan de heidenen
de bekering ten leven geschonken.”

Woord van de Heer.
allen: Wij danken God.

Antwoordpsalm

Ps. 42 (41), 2-3; Ps. 43 (42), 3, 4

R:       Mijn ziel heeft dorst naar God, de God die leeft.
of:
Alleluia.

Zoals een hert de beekjes zoekt,
zo zoekt mijn geest naar U, mijn God.
Mijn ziel heeft dorst naar God, de God die leeft,
zal ik Hem ooit bereiken en zijn Aanschijn zien?

Zend mij uw licht, uw steun om mij te leiden,
om mij te voeren naar uw berg en in uw tent.
Dan ga ik naar uw altaar, God die blijdschap geeft,
en loof U bij de citer, God, mijn God.

Vers voor het Evangelie

Joh. 10, 14

Alleluia.
Ik ben de goede herder,
zegt de Heer.
Ik ken de mijnen en de mijnen kennen Mij.
Alleluia.

Evangelie

Joh. 10, 1-10
Ik ben de deur van de schapen.

De Heer zij met u.
allen: En met uw geest.
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes
allen: Lof zij U, Christus.

In die tijd zei Jezus:
„Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, wie niet door de deur
maar langs een andere weg de schaapskooi binnengaat,
hij is een dief en een rover.
Maar wie door de deur binnengaat is de herder van de schapen.
Hem doet de deurwachter open.
De schapen luisteren naar zijn stem;
hij roept zijn schapen bij hun naam en leidt ze naar buiten.
En als hij al zijn schapen naar buiten heeft gebracht
trekt hij voor hen uit,
terwijl zij hem volgen omdat zij zijn stem kennen.
Een vreemde echter zullen ze niet volgen;
integendeel, zij zullen van hem wegvluchten
omdat ze de stem van vreemden niet kennen.”
Deze gelijkenis vertelde Jezus hun,
maar zij begrepen niet wat Hij hun wilde zeggen.
Een andere keer zei Jezus tot hen:
„Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Ik ben de deur van de schapen.
Allen die vóór Mij zijn gekomen zijn dieven en rovers,
maar de schapen hebben niet naar hen geluisterd.
Ik ben de deur.
Als iemand door Mij binnengaat zal hij worden gered;
hij zal in- en uitgaan en weide vinden.
De dief komt alleen maar om te stelen,
te slachten en te vernietigen;
Ik ben gekomen opdat zij leven zouden bezitten,
en wel in overvloed.”

Woord van de Heer.
allen: Wij danken God.

Communievers

Joh. 20,19

Jezus verscheen in de kring van zijn leerlingen
en sprak tot hen: Vrede zij u!
Alleluia.

Een reactie achterlaten