Lezing
Hymne
1593
Psalmen
930
Lauden
Hymne
1596
Psalmen
933
KS
1597
Middaggebed
Hymne
758
Psalmen
938
KS
941
Vespers
Hymne
1601
Psalmen
942
KS
1603
Completen
Hymne
682
Psalmen
1207
H. Martelaren van Gorcum
martelaren
Op 9 juli 1572 werden bij Brielle (Nederland) negentien priesters en kloosterlingen – voor het merendeel inwoners van Gorcum – om hun geloofsgetuigenis gedood. Naast enkele diocesane priesters waren het elf franciscanen, een augustijn, een dominicaan en twee norbertijnen. Ten prooi aan bespotting en mishandeling, hielden zij moedig stand. In 1867 werden zij door paus Pius IX heilig verklaard. Hun relieken rusten gedeeltelijk te Brielle en te Gorcum.
Eerste lezing
2 Kor. 4, 7-15
Broeders en zusters,
wij dragen een schat in aarden potten;
duidelijk blijkt
dat die overgrote kracht van God komt en niet van ons.
Wij worden aan alle kanten bestookt,
maar raken toch niet klem;
wij zien geen uitweg meer
maar zijn nooit ten einde raad;
wij worden opgejaagd
maar niet in de steek gelaten;
wij worden neergeveld
maar gaan er niet aan dood.
Altijd dragen wij het sterven van Jezus in ons lichaam mee,
want ook het leven van Jezus
moet in ons lichaam openbaar worden.
Voortdurend wordt ons leven
aan de dood uitgeleverd om Jezus’ wil
opdat ook het leven van Jezus
zich zou openbaren in ons sterfelijk bestaan.
Zo verricht de dood zijn werk in ons en het leven in u.
Maar wij bezitten die geest van geloof waarvan de Schrift zegt:
“Ik heb geloofd,
daarom heb ik gesproken.”
Ook wij geloven en daarom spreken wij.
Want wij weten
dat Hij die de Heer Jezus van de doden heeft opgewekt,
ook ons evenals Jezus ten leven zal wekken
om ons tot zich te voeren, samen met u.
Want alles gebeurt voor u: de genade moet zich in velen vermenigvuldigen,
zodat steeds meer mensen dank brengen aan God,
tot eer van zijn Naam.
Antwoordpsalm
Psalmen 126 (125), 1-2ab, 2cd-3, 4-5, 6
Refrein:
Die onder tranen zaaien, oogsten met gejuich.
De Heer bracht Sions ballingen terug:
het was alsof wij droomden.
Toen lachten alle monden
en juichte elk tong.
Toen zei men bij de volken:
geweldig is het wat de Heer hen deed.
Geweldig was het wat de Heer ons deed,
daarom zijn wij zo blij.
Keer nu ons lot ten goede, Heer,
zoals een beek doet in de Zuid-woestijn.
Die onder tranen zaaien
zij oogsten met gejuich.
Vol zorgen gaan zij uit
met zaaizakken beladen;
maar keren zingend weer
beladen met hun schoven.
Evangelie
Mt. 10, 17-22
In die tijd zei Jezus tot de twaalf:
“Neemt u in acht voor de mensen.
Zij zullen u overleveren aan de rechtbanken
en u geselen in hun synagogen.
Gij zult voor stadhouders en koningen gebracht worden
omwille van Mij,
om zo ten overstaan van hen en de heidenen
getuigenis af te leggen.
Maakt u echter wanneer men u overlevert
niet bezorgd over het hoe of wat van uw spreken:
op dat ogenblik zal u worden ingegeven wat gij moet zeggen.
Want niet gij zijt het die spreekt,
maar door u spreekt dan de Geest van uw Vader.
De ene broer zal de andere overleveren om hem te laten doden,
de vader zijn kind;
de kinderen zullen opstaan tegen hun ouders
en hen ter dood doen brengen.
Ge zult een voorwerp van haat zijn voor allen,
omwille van mijn Naam.
Wie echter ten einde toe volhardt,
hij zal gered worden.”