8 juni 2025 ✝ Hoogfeest van Pinksteren

Lezingen


Heilige van de dag

Pinksteren

Evangelielezing

Lezing

Hymne

537

Psalmen

538

Lauden

Hymne

540

Psalmen

780

KS

541

Middaggebed

Hymne

540

Psalmen

784

KS

544

Vespers

Hymne

545

Psalmen

546

KS

547

Completen

Hymne

683

Psalmen

1203

Pinksteren

hoogfeest

Eerste lezing

Hand. 2, 1-11.

Toen de dag van Pinksteren aanbrak, waren allen bijeen op dezelfde plaats.
Plotseling kwam uit de hemel een gedruis alsof er een hevige wind opstak en heel het huis waar zij gezeten waren, was er vol van.
Er verscheen hun iets dat op vuur geleek en dat zich, in tongen ver­deeld, op ieder van hen neerzette.
Zij werden allen vervuld van de heilige Geest en begonnen in vreemde talen te spreken, naargelang de Geest hun te vertolken gaf.
Nu woonden er in Jeruzalem Joden, vrome mannen, die afkomstig waren uit alle volkeren onder de hemel.
Toen dat geluid ontstond, liep het volk te hoop en tot zijn verbazing hoorde iedereen hen spreken in zijn eigen taal.
Zij waren buiten zichzelf en zeiden vol verwondering: ‘Maar zijn al die daar spreken dan geen Galileeërs?
Hoe komt het dan dat ieder van ons hen hoort spreken in zijn eigen moedertaal?
Parten, Meden en Elamieten, bewoners van Mesopota­mië, van Judea en Kappadocië, van Pontus en Asia,
van Frygië en Pamfylië, Egypte en het gebied van Libië bij Cyrene, de Romeinen die hier verblijven,
Joden zowel als proselieten, Kretenzen en Arabieren, wij horen hen in onze eigen taal spreken van Gods grote daden.’

Antwoordpsalm

Psalmen 104(103),1ab.24ac.29bc-30.31.34.

Verheerlijk, mijn ziel, de Heer,
wat zijt Gij groot, Heer mijn God!
Hoe veel is het wat Gij gedaan hebt, Heer,
de aarde is vol van uw schepsels.

Neem Gij hun uw geest weg,
dan komen zij om en keren terug tot de aarde.
Maar zendt Gij uw geest dan komt er weer leven
dan maakt Gij uw schepping weer nieuw

De roem van de Heer blijve eeuwig bestaan,
Hij vinde zijn vreugde in al zijn schepsels.
mogen mijn woorden Hem aangenaam zijn,
dan zal ik mij in de Heer verheugen.

Tweede lezing

Rom. 8, 8-17.

Broeders en zusters, zij die volgens het vlees leven, kunnen God niet behagen.
Maar uw bestaan wordt niet beheerst door het vlees, doch door de Geest, omdat de Geest van God in u woont.
Zou iemand de Geest van Christus niet hebben, dan behoort hij Hem niet toe.
Als Christus in u is, blijft uw lichaam wel door de zonde de dood gewijd,
maar uw geest leeft, dank zij de gerechtigheid.
En als de Geest van Hem die Jezus van de doden heeft opgewekt, in u woont,
zal Hij die Christus Jezus van de doden heeft doen opstaan, ook uw sterfelijk lichaam
eenmaal levend maken door de kracht van zijn Geest, die in u verblijft.
Broeders, wij zijn dus schuldenaars, maar niet van het vlees, om naar het vlees te leven.
Als gij volgens het vlees leeft, zult gij zeker sterven.
Maar als gij door de Geest de praktijken van de zelfzucht doodt, zult gij leven.
Allen die zich laten leiden door de Geest van God, zijn kinderen van God.
De geest die gij ontvangen hebt, is er niet een van slaafsheid, die u opnieuw vrees zou aanjagen.
Gij hebt een geest van kindschap ontvangen, die ons doet uitroepen: Abba, Vader!
De Geest zelf bevestigt het getuigenis van onze geest, dat wij kinderen zijn van God.
Maar als wij kinderen zijn, dan ook erfgenamen, en wel erfgenamen van God
tezamen met Christus, daar wij delen in zijn lijden, om ook te delen in zijn verheerlijking.’

Evangelie

Joh. 14, 15-16.23b-26.

In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: Als gij Mij liefhebt, zult ge mijn geboden onderhou­den.
Dan zal de Vader op mijn gebed u een andere Helper geven om voor altijd bij u te blijven:
Jezus gaf hem ten antwoord: ‘Als iemand Mij liefheeft, zal hij mijn woord onderhou­den,
mijn Vader zal hem liefhebben en Wij zullen tot hem komen en verblijf bij hem nemen.
Wie Mij niet liefheeft, onderhoudt mijn woorden niet; het woord dat gij hoort,
is niet van Mij, maar van de Vader die Mij gezonden heeft.
Dit zeg Ik u, terwijl Ik nog bij u ben,
maar de Helper, de heilige Geest, die de Vader in mijn Naam zal zenden,
Hij zal u alles leren en u alles in herinnering brengen wat Ik u gezegd heb.