Lezing
Hymne
711
Psalmen
1055
Lauden
Hymne
713
Psalmen
1058
KS
1061
Middaggebed
Hymne
758
Psalmen
1062
KS
1065
Vespers
Hymne
714
Psalmen
1066
KS
1069
Completen
Hymne
682
Psalmen
1209
Eerste lezing
2 Kor. 4, 1-2. 5-7
Broeders en zusters,
Nu wij door Gods ontferming met zijn dienst zijn belast, verliezen wij nooit de moed. Wij hebben heimelijkheid en schaamte afgelegd, wij gaan niet met sluwheid te werk, wij vervalsen Gods woord niet. De openlijke verkondiging van de waarheid is onze aanbeveling bij alle mensen die ons voor het aanschijn van God willen beoordelen. Wij verkondigen immers niet onszelf maar Christus Jezus de Heer; onszelf beschouwen wij slechts als uw dienaars om Jezus’ wil. Dezelfde God die gezegd heeft: “Licht moet schijnen uit het duister” is als een licht in onze harten opgegaan, om de kennis te doen stralen van zijn heerlijkheid die ligt over het gelaat van Christus. Maar wij dragen deze schat in aarden potten; duidelijk blijkt dat die overgrote kracht van God komt en niet van ons.
Antwoordpsalm
Psalmen 67 (66), 2-3, 5, 7-8
Refrein:
Toon het licht van uw aanschijn;
maak in alle landen uw heil bekend.
God, wees ons barmhartig en zegen ons,
toon ons het licht van uw aanschijn;
opdat men op aarde uw wegen mag kennen,
in alle landen uw heil.
Laat alle naties van vreugde juichen
omdat Gij de volken rechtvaardig regeert
en alles op aarde bestuurt.
De aarde gaf ons haar vruchten,
de zegen van onze God.
God geve ons zo zijn zegen
dat heel de aarde Hem vreest.
Evangelie
Joh. 12, 44-50
In die tijd verklaarde Jezus met luide stem: “Wie in Mij gelooft, gelooft niet in Mij maar in Hem die Mij gezonden heeft; en wie Mij ziet ziet Hem die Mij gezonden heeft. Als een licht ben Ik in de wereld gekomen, opdat al wie in Mij gelooft, niet in de duisternis blijft. Indien iemand mijn woorden hoort zonder ze te onderhouden dan veroordeel Ik hem niet, want Ik ben niet gekomen om de wereld te veroordelen maar om de wereld te redden. Want wie Mij verwerpt en mijn woorden niet aanvaardt heeft reeds iemand die hem veroordeelt: het woord dat Ik gesproken heb, dat zal hem veroordelen op de laatste dag. Ik heb immers niet uit Mijzelf gesproken, maar de Vader die Mij gezonden heeft, Hij heeft Mij opgedragen wat Ik moet zeggen en verkondigen. Ik weet dat zijn opdracht eeuwig leven betekent. Wat Ik dus verkondig verkondig Ik zoals de Vader het Mij gezegd heeft.”





