5 november 2025 ✝ Woensdag in de 31e week door het jaar

Lezingen

Evangelielezing

Lezing

Hymne

708

Psalmen

1040

Lauden

Hymne

709

Psalmen

1043

KS

1046

Middaggebed

Hymne

758

Psalmen

1047

KS

1050

Vespers

Hymne

710

Psalmen

1051

KS

1053

Completen

Hymne

682

Psalmen

1207

Eerste lezing

Rom. 13, 8-10

Broeders en zusters,
Zorgt dat gij niemand iets schuldig zijt. Uw enige schuld blijve de onderlinge liefde. Wie zijn naaste bemint heeft de wet vervuld. Want de geboden ‘gij zult niet echtbreken, niet doden, niet stelen, niet begeren,’ en alle andere kan men samenvatten in dit ene woord ‘bemin uw naaste als uzelf’. De liefde berokkent de naaste geen enkel kwaad. Liefde vervult de gehele wet.

Antwoordpsalm

Psalmen 112(111), 1-2, 4-5, 9

Gelukkig de man die ontzag heeft voor God,
die vreugde vindt in zijn geboden.
Zijn kroost zal machtig zijn in het land,
gezegend zal zijn het geslacht van de vrome.

Hij is voor de vromen een licht in de nacht,
weldadig, barmhartig, rechtvaardig.
Goed gaat het de man, die weggeeft en leent,
die eerlijk zijn zaken behartigt.

Met mildheid deelt hij aan armen uit,
hij zal zijn gerechtigheid nooit verliezen.
Zijn macht en zijn aanzien vermeerderen steeds;
de zondaar zal het met afgunst aanschouwen.

Evangelie

Lc. 14, 25-33

Toen talloze mensen met Jezus meetrokken keerde Hij zich om en zei tot hen: “Als iemand naar Mij toekomt, die zijn vader en moeder, zijn vrouw en kinderen, zijn broers en zusters, ja zelfs zijn eigen leven niet haat, kan hij mijn leerling niet zijn. Als iemand zijn kruis niet draagt en Mij volgt kan hij mijn leerling niet zijn. Als iemand van u een toren wil bouwen, zal hij dan niet eerst er voor gaan zitten om een begroting te maken of hij wel genoeg bezit om hem te voltooien? Anders zou het hem kunnen overkomen, – als hij de fundering heeft gelegd en niet in staat is het werk tot een einde te brengen – dat allen die het zien hem gaan bespotten en zeggen: Die man begon te bouwen, maar hij was niet in staat het einde te halen. Of welke koning zal, – als hij tegen een andere koning ten oorlog wil trekken – niet eerst overleggen of hij sterk genoeg is om met tienduizend man het hoofd te bieden aan iemand die met twintigduizend man tegen hem optrekt? Zo niet, dan stuurt hij, als de tegenstander nog ver weg is een gezantschap en vraagt om de vredesvoorwaarden. Zo kan niemand van u mijn leerling zijn als hij zich niet losmaakt van al wat hij bezit.”