Lezing
Hymne
751
Psalmen
850
Lauden
Hymne
752
Psalmen
853
KS
482
Middaggebed
Hymne
764
Psalmen
858
KS
427
Vespers
Hymne
748
Psalmen
861
KS
484
Completen
Hymne
682
Psalmen
1211
Eerste lezing
Hand. 15,22-31
In die dagen besloten de apostelen en de oudsten samen met de hele gemeente enige mannen uit hun midden te kiezen
en met Paulus en Barnabas naar Antiochië te sturen: Judas, bijgenaamd Barsabbas, en Silas, mannen van aanzien onder de broeders,
en hun het volgende schrijven mee te geven: ‘De apostelen en de oudsten
zenden aan de broeders uit de heidenen in Antiochië, Syrië en Cilicië hun broederlijke groet.
Daar wij gehoord hebben dat sommigen van ons u door woorden in verwarring hebben gebracht
en uw gemoederen verontrust, zonder dat ze van ons enige opdracht hadden gekregen,
hebben wij eenstemmig besloten enige mannen uit te kiezen en naar u toe te sturen in gezelschap van onze dierbare Barnabas en Paulus,
mensen die zich geheel en al hebben ingezet voor de naam van onze Heer Jezus Christus.
Wij hebben dus Judas en Silas afgevaardigd, die ook mondeling hetzelfde zullen overbrengen.
De heilige Geest en wij hebben namelijk besloten u geen zwaardere last op te leggen dan de onvermijdelijke:
u te onthouden van spijzen die aan afgoden geofferd zijn, van bloed, van wat verstikt is
en van ontucht. Als gij uzelf daarvoor in acht neemt zal het u goed gaan. Vaarwel!’
Na afscheid genomen te hebben reisden zij naar Antiochie. Daar riepen zij de gemeente bijeen en overhandigden de brief.
Zij lazen hem en waren blij over de troostvolle inhoud.
Antwoordpsalm
Psalmen 57(56),8-9.10-12
Op U vertrouw ik, God, op U vertrouw ik,
ik zing en speel voor U.
Ontwaak, mijn geest, wordt wakker, harp en citer
en wekt de dageraad.
U wil ik loven, Heer, voor alle volken,
voor alle naties zing ik U ter eer;
Omdat uw medelijden wijd is als de hemel,
uw trouw tot aan de wolken reikt.
Vertoon U in den hoge, God, in majesteit,
uw glorie strale over heel de aarde./p>
Evangelie
Joh. 15, 12-17
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: Dit is mijn gebod, dat gij elkaar liefhebt, zoals Ik u heb liefgehad.
Geen groter liefde kan iemand hebben dan deze, dat hij zijn leven geeft voor zijn vrienden.
Gij zijt mijn vrienden, als gij doet wat Ik u gebied.
Ik noem u geen dienaars meer, want de dienaar weet niet wat zijn heer doet, maar u heb Ik vrienden genoemd,
want Ik heb u alles meegedeeld wat Ik van de Vader heb gehoord.
Niet gij hebt Mij uitgekozen, maar Ik u en Ik heb u de taak gegeven op tocht te gaan en vruchten voort te brengen,
die blijvend mogen zijn. Dan zal de Vader u geven al wat gij Hem in mijn Naam vraagt.
Dit is mijn gebod, dat gij elkaar liefhebt.