Lezing
Hymne
751
Psalmen
836
Lauden
Hymne
752
Psalmen
838
KS
480
Middaggebed
Hymne
764
Psalmen
842
KS
424
Vespers
Hymne
748
Psalmen
846
KS
481
Completen
Hymne
682
Psalmen
1209
Eerste lezing
Hand. 15,7-21
In die dagen, nadat men uitvoerig had beraadslaagd over de besnijdenis, nam Petrus het woord
en sprak tot apostelen en de oudsten: ‘Mannen broeders, gij weet dat God reeds lang geleden mij onder u heeft uitgekozen,
opdat de heidenen door mijn mond het evangeliewoord zouden horen en het geloof aannemen.
Welnu, God die de harten kent, heeft zich voor hen uitgesproken door hun de heilige Geest mee te delen, juist als aan ons
en Hij heeft in geen enkel opzicht onderscheid gemaakt tussen ons en hen, maar hun harten door het geloof gereinigd.
Waarom wilt gij God dan nu tarten door de leerlingen een juk op de hals te leggen, dat noch onze vaderen noch wij in staat geweest zijn te dragen?
Integendeel, juist zoals zij, geloven ook wij door de genade van de Heer Jezus gered te worden.’
De hele vergadering zweeg en men luisterde naar Barnabas en Paulus,
die van grote wondertekenen verhaalden die God door hen onder de heidenen gedaan had.
Toen zij waren uitgesproken, nam Jakobus het woord en sprak:; Mannen broeders, luistert naar mij.
Simeon heeft ons uiteengezet, hoe God eertijds genadig heeft neergezien en uit de heidenen zich een volk heeft gekozen.
Hiermee stemmen de woorden der profeten overeen, zoals geschreven staat:
Daarna zal Ik terugkeren en het vervallen huis van David weer opbouwen. Ja, zijn ruinen zal Ik weer opbouwen en volledig herstellen,
opdat de rest van de mensen de Heer zullen zoeken samen met alle heidenen, over wie mijn Naam is uitgeroepen.
Zo spreekt de Heer die deze dingen doet, van eeuwigheid zijn ze bekend.
Daarom ben ik voor mij van oordeel, dat men hun die zich uit het heidendom tot God bekeren, geen onnodige lasten moet opleggen,
maar hun wel voorschrijven zich te onthouden van wat door de afgoden besmet is, van ontucht, van wat verstikt is en van bloed.
Want van oudsher heeft Mozes in elke stad mensen die hem op sabbat in de synagoge voorlezen en prediken.’
Antwoordpsalm
Psalmen 96(95),1-2a.2b-3.10
Zingt voor de Heer een nieuw gezang,
zingt voor de Heer alle landen.
Zingt voor de Heer, prijst zijn Naam.
Verkondigt van dag tot dag dat Hij ons redt.
Meldt aan de naties zijn heerlijkheid,
zijn wonderdaden aan alle volken.
Zegt tot elkander: de Heer regeert.
Onwrikbaar heeft Hij de aarde geschapen,
de volken bestuurt Hij met billijkheid.
Evangelie
Joh. 15, 9-11
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: Zoals de Vader Mij heeft liefgehad,
zo heb ook Ik u liefgehad. Blijft in mijn liefde.
Als gij mijn geboden onderhoudt, zult gij in mijn liefde blijven, gelijk Ik,
die de geboden van mijn Vader heb onderhouden, in zijn liefde blijf.
Dit zeg Ik u, opdat mijn vreugde in u moge zijn en uw vreugde volkomen moge worden.