Lezing
Hymne
1555
Psalmen
850
Lauden
Hymne
1558
Psalmen
853
KS
1559
Middaggebed
Hymne
758
Psalmen
858
KS
860
Vespers
Hymne
1565
Psalmen
861
KS
1569
Completen
Hymne
682
Psalmen
1211
Opdracht van de heilige maagd Maria in de tempel
De oorsprong van deze gedachtenis is de wijding van de Mariakerk, bijgenaamd de nieuwe, bij de tempel van Jeruzalem op 21 november 543. Met de christenen van het Oosten herdenken wij op deze dag het feit dat Maria, geleid door de heilige Geest – van wiens genade zij sedert haar onbevlekte ontvangenis vervuld was –, zichzelf vanaf haar kinderjaren aan God heeft toegewijd.
Eerste lezing
1 Makk. 4, 36-37.52-59
In die dagen zeiden Judas en zijn broers: “Onze vijanden zijn verslagen: laten we dus optrekken om de tempel te zuiveren en wederom in te wijden.” Heel het leger verzamelde zich en trok op naar de berg Sion. In de vroege morgen van de vijfentwintigste van de negende maand, dus de maand Kislew, van het jaar honderdachtenveertig, droegen ze volgens de voorschriften van de wet op het nieuwe brandofferaltaar, dat ze hadden gebouwd, een offer op. Op dezelfde tijd en op dezelfde dag, waarop de volken het altaar hadden ontwijd, werd het onder het zingen van lofliederen, begeleid met citers, harpen en cimbalen, weer ingewijd. het volk wierp zich in aanbidding ter aarde neer en loofde de hemel, die hun ondernemingen had doen slagen. Acht dagen lang vierden zij het feest van de altaarwijding, waarbij ze vol vreugde brandoffers opdroegen, alsmede lof- en dankoffers. Zij versierden de voorgevel van de tempel met gouden kransen en schilden, herstelden de poorten en de zalen en plaatsten nieuwe deuren. Er heerste een zeer grote vreugde onder het volk omdat de smaad, hun door de heidenen aangedaan, was weggenomen. In overleg met zijn broers en geheel de volksvergadering van Israël bepaalde Judas, dat ze, zolang ze leefden, het feest van de altaarwijding jaarlijks acht dagen lang, te beginnen op de vijfentwintigste van de maand Kislew, in vreugde en blijdschap zouden vieren.
Antwoordpsalm
1 Kron. 29, 10, 11abc, 11d-12a, 12bcd
Refrein:
Wij eren, Heer, uw luisterrijke Naam.
Gij zijt geprezen, Heer, in alle eeuwen,
Gij, God van onze vader Israël.
Groot zijt Gij in uw daden, oppermachtig,
verheven, luisterrijk en hoog geëerd.
Want alles in de hemel en op aarde is het uwe,
Gij zijt de koning, Heer, die boven allen staat.
Van U zijn aanzien en bezit afkomstig,
al wat bestaat richt zich naar uw bevel.
Gij kunt beschikken over vaardigheid en krachten,
wat groot en sterk is hebt Gij zo gemaakt.
Evangelie
Lc. 19, 45-48
In die tijd ging Jezus de tempel binnen en begon de verkopers er uit te jagen terwijl Hij tot hen zei: “Er staat geschreven: Mijn huis moet een huis van gebed zijn, maar gij hebt er een rovershol van gemaakt.” Dagelijks gaf Hij in de tempel onderricht. De hogepriesters, de schriftgeleerden en de vooraanstaanden van het volk zochten een gelegenheid om Hem ter dood te brengen, maar zij zagen geen kans om wat dan ook te doen, want al het volk hing aan zijn lippen.





