20 mei 2025 ✝ Dinsdag in de 5e week van Pasen

Lezingen

Evangelielezing

Lezing

Hymne

751

Psalmen

806

Lauden

Hymne

752

Psalmen

809

KS

475

Middaggebed

Hymne

764

Psalmen

814

KS

417

Vespers

Hymne

748

Psalmen

817

KS

476

Completen

Hymne

682

Psalmen

1206

Eerste lezing

Hand. 14,19-28.

In die dagen kwamen er Joden van Antiochië en Ikonium die het volk ompraatten.
Daarom stenigden zij Paulus en sleepten hem buiten de stad in de mening dat hij dood was.
Maar toen de leerlingen om hem heen waren gaan staan richtte hij zich op
en ging weer de stad binnen. De volgende dag vertrok hij met Barnabas naar Derbe.
Nadat zij in die stad het Evange­lie hadden verkon­digd en vele leerlingen hadden gewonnen, keerden zij naar Lystra, Ikonium en Antiochie terug.
Daar bevestigden zij de leerlingen in hun goede gesteld­heid, spoorden hen aan in het geloof te volharden
en zeiden dat wij door vele kwellingen het Rijk Gods moeten binnen­gaan.
In elke gemeente stelden zij na gebed en vasten oudsten voor hen aan
en vertrouwden hen toe aan de Heer, in wie zij nu geloofden.
Zij reisden door Pisidië naar Pamfylië,
predikten het woord in Perge en bereikten Attalia.
Daar gingen ze scheep naar Antiochië, vanwaar zij, aan Gods genade aanbevolen,
waren uitgegaan naar het werk dat zij volbracht hadden.
Na hun aankomst riepen zij de gemeente bijeen en vertel­den alles
wat God met hun medewerking tot stand had gebracht
en hoe Hij voor de heidenen de poort van het geloof had geopend.
Geruime tijd brachten ze daar bij de leerlingen door.

Antwoordpsalm

Psalmen 145(144),10-11.12-13ab.21.

Uw werken zullen U prijzen, Heer,
uw vromen zullen U loven.
Zij roemen de glorie van uw heerschappij,
uw macht verkondigen zij.

Zij maken uw kracht aan de mensen bekend,
de pracht van uw Koninkrijk.
Uw Rijk is een rijk voor alle eeuwen,
uw heerschappij geldt voor ieder geslacht.

Mijn mond bezingt de lof van de Heer
en alles wat leeft prijze eeuwig zijn naam.

Evangelie

Joh. 14,27-31a

In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: Vrede laat Ik u na; mijn vrede geef Ik u. Niet zoals de wereld die geeft, geef Ik hem u. Laat uw hart niet verontrust of kleinmoedig worden.
Gij heb Mij horen zeggen: Ik ga heen, maar Ik keer tot u terug. Als gij Mij zoudt liefhebben,
zoudt gij er blij om zijn dat Ik naar de Vader ga, want de Vader is groter dan Ik.
Nu, eer het gebeurt, zeg Ik het u, opdat gij, wanneer het gebeurt zult geloven.
Veel zal Ik niet meer met u spreken, want de vorst van de wereld is op komst. Welis­waar vermag hij niets tegen Mij,
maar de wereld moet weten dat Ik de Vader liefheb en dat Ik handel zoals Hij Mij bevolen heeft. Staat op, laten we hier vandaan gaan.