Lezing
Hymne
1626
Psalmen
962
Lauden
Hymne
1628
Psalmen
964
KS
1629
Middaggebed
Hymne
758
Psalmen
969
KS
972
Vespers
Hymne
1633
Psalmen
973
KS
1635
Completen
Hymne
682
Psalmen
1210
Heilige Antonius van Padua
priester en kerkleraar
Antonius werd tegen het einde van de 12e eeuw te Lissabon geboren. Kort na zijn priesterwijding ging hij van de reguliere kanunniken van Sint Augustinus, bij wie hij ingetreden was, over naar de minderbroeders, met de bedoeling het geloof in Noord-Afrika te gaan verkondigen. Maar zijn werkterrein werd Frankrijk en Italië, waar hij met veel vrucht het predikambt vervulde, velen die door dwaalleraren waren misleid tot de kerk terugbracht en als eerste in zijn orde met het theologie-onderwijs aan zijn medebroeders belast werd. De preken die hij heeft nagelaten onderscheiden zich door hun leerstellige inhoud. Hij stierf te Padua in 1231.
Eerste lezing
Kor. 4, 7-15
Broeders en zusters, wij dragen een schat in aarden potten; duidelijk blijkt dat die overgrote kracht van God komt en niet van ons.
Wij worden aan alle kanten bestookt, maar raken toch niet klem; wij zien geen uitweg meer, maar wij zijn nooit ten einde raad;
wij worden opgejaagd maar niet in de steek gelaten; wij worden neergeveld maar gaan er niet aan dood.
Altijd dragen wij het sterven van Jezus in ons lichaam mee, want ook het leven van Jezus moet in ons lichaam openbaar worden.
Voortdurend wordt ons leven aan de dood uitgeleverd om Jezus’ wil, opdat ook het leven van Jezus zich zou openbaren in ons sterfelijk bestaan.
Zo verricht de dood zijn werk in ons en het leven in u.
Maar wij bezitten die geest van geloof waarvan de Schrift zegt: Ik heb geloofd, daarom heb ik gesproken. Ook wij geloven en daarom spreken wij.
Want wij weten, dat Hij die de Heer Jezus van de doden heeft opgewekt, ook ons evenals Jezus ten leven zal wekken, om ons tot zich te voeren, samen met u.
Want alles gebeurt voor u: de genade moet zich in velen vermenigvuldigen, zodat steeds meer mensen dank brengen aan God, tot eer van zijn naam.
Antwoordpsalm
Psalmen 116(115),10-11.15-16.17-18
Ik bleef vertrouwen, al zei ik
Ik ben gebroken van smart;
Al zou ik in mijn ellende ook zeggen: “Er is geen mens te vertrouwen!”
Want kostbaar is in de ogen des Heren
het leven van wie Hem vereert.
O Heer, ik ben uw dienaar,
uw knecht, de zoon van uw dienstmaagd,
Gij hebt mijn boeien geslaakt.
Met offers zal ik U loven
de Naam van de Heer roep ik aan.
Ik zal mijn geloften volbrengen
waar heel zijn volk het ziet
Evangelie
Mat. 5,27-32
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: Gij hebt gehoord, dat er gezegd is: Gij zult geen echtbreuk plegen.
Maar Ik zeg u: Alwie naar een vrouw kijkt om haar te begeren, heeft in zijn hart al echtbreuk met haar gepleegd.
Indien uw rechteroog u aanstoot geeft, ruk het uit en werp het van u weg; want het is beter voor u, dat een van uw lichaamsdelen verloren gaat dan dat heel uw lichaam in de hel wordt geworpen.
En als uw rechterhand u aanstoot geeft, hak ze af en werp ze van u weg, want het is beter voor u, dat een van uw lichaamsdelen verloren gaat dan dat heel uw lichaam in de hel terecht komt.
Ook is er gezegd: Wie zijn vrouw verstoot, moet haar een scheidingsbrief geven.
Maar Ik zeg u: Wie zijn vrouw verstoot, behalve in geval van ontucht, brengt haar ertoe echtbreekster te worden; en wie een verstoten vrouw huwt, begaat echtbreuk.