19 mei 2025 ✝ Maandag in de 5e week van Pasen

Lezingen

Evangelielezing

Lezing

Hymne

751

Psalmen

792

Lauden

Hymne

752

Psalmen

795

KS

472

Middaggebed

Hymne

764

Psalmen

799

KS

414

Vespers

Hymne

748

Psalmen

803

KS

474

Completen

Hymne

682

Psalmen

1204

Eerste lezing

Hand. 14,5-18

Toen de heidenen en de Joden van Ikonium samen met hun overheden aanstalten maakten om Paulus en Barnabas te mishande­len en te stenigen,
namen zij, zodra zij dit bemerk­ten, de wijk naar de Lykaonische steden Lystra, Derbe en hun omstreken.
Ook daar predikten zij het Evangelie.
Er was in Lystra een man die geen kracht in zijn voeten had en moest blijven zitten. Hij was van zijn geboorte af lam en had nooit kunnen lopen.
Terwijl die man naar Paulus’ toespraak luisterde, keek deze hem onderzoekend aan en zag dat hij het geloof bezat om gered te worden.
Daarom sprak hij met stemverheffing: ‘Ga op uw voeten staan, recht op!’ De man sprong op en liep rond.
Toen de mensen zagen wat Paulus gedaan had, begonnen ze te schreeuwen
en riepen in het Lykao­nisch: ‘De goden zijn in mensenge­daante tot ons neerge­daald.’
Barnabas noemden ze Zeus, en Paulus, omdat hij de woordvoerder was, Hermes.
De priester van de tempel Zeus-buiten-de-stad bracht bekranste stieren naar de poorten en wilde samen met het volk een offer gaan opdragen.
Toen de apostelen Barnabas en Paulus dit verna­men, scheurden ze hun kleren en stortten zich tussen het volk, luid roepend:
‘Mannen, wat gaat ge nu beginnen? Ook wij zijn mensen, juist als gij. Wij brengen u de Blijde Boodschap
dat gij u af moet keren van deze waardeloze goden en u wenden tot de levende God,
die de hemel en de aarde gemaakt heeft en de zee en alles wat daarin is.
In voorbije tijden liet Hij alle volken hun gang gaan,
maar Hij heeft niet nagelaten getuigenis van zichzelf te geven door het schenken van weldaden:
vanuit de hemel schonk Hij u immers zegen en vruchtbare jaarge­tijden en verblijd­de u met overvloed van voedsel.’
Maar zelfs deze woorden konden het volk er maar nauwe­lijks van weerhou­den hun een offer op te dragen.

Antwoordpsalm

Psalmen 115(113B),1-2.3-4.15-16

Niet ons, Heer, niet ons, maar uw Naam komt de eer toe,
want Gij zijt barmhartig en trouw
Waarom moeten vreemde volkeren vragen
Waar is toch Israels God?”

De God van Israël is in de hemel,
Hij handelt zoals Hij verkiest
Hun afgodsbeelden zijn zilver en goud,
door mensenhanden vervaardigd.

Gezegend zijt gij door de Heer onze God
die hemel en aarde heeft gemaakt.
De hemel is eigen domein van de Heer
de aarde deelde Hij toe aan de mensen.

Evangelie

Joh. 14,21-26

In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: Wie mijn geboden onderhoudt, die hij heeft ontvangen, hij is het die Mij liefheeft. En wie Mij liefheeft, zal door mijn Vader bemind worden; ook Ik zal hem beminnen en Ik zal Mij aan hem openbaren.
Judas ‑ niet de Iskariot ‑ zei tot Hem: ‘Heer, hoe komt het dat Gij Uzelf aan ons zult openbaren en niet aan de wereld?’
Jezus gaf hem ten antwoord: ‘Als iemand Mij liefheeft, zal hij mijn woord onderhou­den, mijn Vader zal hem liefhebben en Wij zullen tot hem komen en verblijf bij hem nemen.
Wie Mij niet liefheeft, onderhoudt mijn woorden niet; het woord dat gij hoort,
is niet van Mij, maar van de Vader die Mij gezonden heeft.
Dit zeg Ik u, terwijl Ik nog bij u ben,
maar de Helper, de heilige Geest, die de Vader in mijn Naam zal zenden,
Hij zal u alles leren en u alles in herinnering brengen wat Ik u gezegd heb.