2 september 2025 ✝ Dinsdag in de 22e week door het jaar

Lezingen

Evangelielezing

Lezing

Hymne

704

Psalmen

914

Lauden

Hymne

705

Psalmen

918

KS

921

Middaggebed

Hymne

758

Psalmen

922

KS

924

Vespers

Hymne

706

Psalmen

926

KS

928

Completen

Hymne

682

Psalmen

1206

Eerste lezing

1 Tess. 5, 1-6.9-11

Het heeft geen zin, broeders en zusters,
u te schrijven over tijd en uur.
Gij weet zelf heel goed
dat de dag des Heren komt als een dief in de nacht.
Terwijl zij zeggen: ‘Er heerst vrede en veiligheid’,
juist dan overvalt hen plotseling het verderf
zoals weeën een zwangere vrouw,
en zij zullen niet ontsnappen.
Maar gij, broeders en zusters, gij leeft niet in de duisternis,
zodat de dag u als een dief zou verrassen.
Gij zijt allen kinderen van het licht,
kinderen van de dag.
Wij behoren niet aan nacht en duisternis.
Laten wij dan ook niet slapen, als de anderen
maar waken en nuchter zijn.
Want God heeft ons niet bestemd om zijn toorn te ondergaan,
maar om het heil te verwerven door onze Heer Jezus Christus,
die voor ons gestorven is opdat wij,
wakend of reeds ontslapen, met Hem verenigd zouden leven.
Blijft daarom elkander bemoedigen en steunen,
zoals gij trouwens al doet.

Antwoordpsalm

Psalmen 27 (26), 1, 4, 13-14

Refrein:
Ik reken er nog op tijdens mijn leven
de weldaden van de Heer te ervaren.

De Heer is mijn licht en mijn leidsman,
wie zou ik vrezen;
de Heer is de schuts van mijn leven,
voor wie zou ik bang zijn?

Een ding slechts vraag ik de Heer,
meer zal ik niet wensen:
dat ik in Gods huis mag wonen
zolang als ik leef.
Dat ik de beminnelijkheid van de Heer mag ervaren,
zijn tempel weer met eigen ogen mag zien.

Ik reken er nog op tijdens mijn leven
de weldaden van de Heer te ervaren.
Zie uit naar de Heer en houd dapper stand,
wees moedig van hart en vertrouw op de Heer.

Evangelie

Lc. 4, 31-37

In die tijd ging Jezus naar Kafarnaüm, een stad in Galilea
en trad daar op de sabbat voor de mensen als leraar op.
Zij waren buiten zichzelf van verbazing over zijn leer,
omdat Hij sprak met gezag.

Eens bevond zich in de synagoge een man,
die bezeten was door een onreine geest
en die luid begon te schreeuwen:
“Jezus van Nazaret,
wat hebben wij met elkaar te maken?
Zijt Ge gekomen om ons in het verderf te storten?
Ik weet wie Gij zijt: de Heilige Gods.”
Jezus voegde hem toe:
“Zwijg stil en ga van hem weg.”
De boze geest slingerde hem tussen de mensen
en ging van hem weg
zonder hem enig letsel te hebben toegebracht.
Ze stonden allen met verbazing geslagen en zeiden tot elkaar:
“Wat is dat voor een woord,
dat met gezag en macht aan de onreine geesten een bevel geeft
dat ze weggaan?”
En zijn faam verspreidde zich over alle plaatsen van die streek.