Lezing
Hymne
711
Psalmen
1158
Lauden
Hymne
713
Psalmen
1160
KS
1163
Middaggebed
Hymne
758
Psalmen
1164
KS
1166
Vespers
Hymne
714
Psalmen
1168
KS
1170
Completen
Hymne
682
Psalmen
1210
Eerste lezing
1 Tim. 4, 12-16
Dierbare,
Niemand mag uw jeugd minachten.
Wees een voorbeeld voor de gelovigen door woord en gedrag,
in liefde, in geloof en in onschuld.
In afwachting van mijn komst
moet gij u toeleggen op de voorlezing,
de vermaning en het onderricht.
Verwaarloos de genadegave niet die in u is
en die u krachtens een profetenwoord werd geschonken
onder handoplegging van de gezamenlijke presbyters.
Neem dit alles ter harte, ga er geheel in op,
dan zullen uw vorderingen voor allen zichtbaar zijn.
Blijf voortdurend zorg besteden aan uzelf en aan uw onderricht.
Zodoende redt gij uzelf en hen die naar u luisteren.
Antwoordpsalm
Psalmen 111 (110), 7-8, 9, 10
Het werk van zijn handen is goed en betrouwbaar,
al wat Hij besluit staat onwrikbaar vast.
Het blijft door de eeuwen en altijd van kracht,
het is doordacht en rechtvaardig.
Hij heeft zijn volk verlossing gebracht,
voor eeuwig met hen zijn verbond gesloten;
heilig en hooggeëerd is zijn Naam.
De vrees voor God is begin van wijsheid,
verstandig doet ieder die Hem vereert;
in eeuwigheid moet men Hem loven.
Evangelie
Lc. 7, 36-50
Een van de Farizeeën vroeg Jezus eens bij zich te eten.
Jezus trad het huis van de Farizeeër binnen en ging aanliggen.
Een vrouw nu, die in de stad als een zondares bekend stond,
was te weten gekomen,
dat Jezus in het huis van de Farizeeër te gast was.
Zij nam een albasten vaasje met balsem mee
en ging schreiend achter Hem, bij zijn voeten staan.
Haar tranen maakten zijn voeten nat,
die ze met haar hoofdhaar afdroogde.
Zij kuste ze keer op keer en zalfde ze met de balsem.
Toen de Farizeeër die Hem uitgenodigd had dit zag,
zei hij bij zichzelf:
“Als dit een profeet was, zou Hij weten
wie en wat voor een vrouw het is die Hem aanraakt;
het is immers een zondares.”
Jezus gaf hem ten antwoord:
“Simon, Ik heb u iets te zeggen”.
Waarop deze zei:
“Zeg het, Meester.”
“Een geldschieter had twee schuldenaars,
de een was hem vijfhonderd, de ander vijftig tienlingen schuldig.
Omdat zij die niet konden teruggeven
schold hij ze aan allebei kwijt.
Wie van hen zal nu het meest van hem houden?”
“Ik veronderstel,
– antwoordde Simon –
diegene aan wie hij het meeste heeft kwijtgescholden.”
Jezus zei tot hem:
“Uw oordeel is juist.”
Daarop keerde Hij zich tot de vrouw en zei tot Simon:
“Ge ziet die vrouw daar?
Ik kwam uw huis binnen;
gij hebt niet eens water over mijn voeten gegoten,
maar mijn voeten zijn nat geworden door haar tranen
en zij heeft ze met haar haren afgedroogd.
Gij hebt Mij niet eens een kus gegeven,
maar zij hield, sinds Ik binnenkwam,
niet op mijn voeten te kussen.
Gij hebt mijn hoofd niet met olie gezalfd,
maar zij heeft mijn voeten gezalfd met balsem.
Daarom zeg Ik u:
haar zonden zijn haar vergeven, al waren ze vele,
want zij heeft veel liefde betoond.
Weinig liefde betoont hij
aan wie weinig wordt vergeven.”
Daarop sprak Hij tot haar:
“Uw zonden zijn vergeven.”
De medeaanliggenden vroegen zich af:
“Wie is deze man, die zelfs zonden vergeeft?”
Jezus zei tot de vrouw:
“Uw geloof heeft u gered: ga in vrede.”