10 september 2025 ✝ Woensdag in de 23e week door het jaar

Lezingen

Evangelielezing

Lezing

Hymne

708

Psalmen

1040

Lauden

Hymne

709

Psalmen

1043

KS

1046

Middaggebed

Hymne

758

Psalmen

1047

KS

1050

Vespers

Hymne

710

Psalmen

1051

KS

1038

Completen

Hymne

682

Psalmen

1207

Eerste lezing

Kol. 3, 1-11

Broeders en zusters,
als gij dan met Christus ten leven zijt gewekt,
zoekt wat boven is,
daar waar Christus zetelt aan de rechterhand Gods.
Zint op het hemelse, niet op het aardse.
Gij zijt immers gestorven
en uw leven is nu met Christus verborgen in God.
Christus is uw leven,
en wanneer Hij verschijnt,
zult ook gij met Hem verschijnen in heerlijkheid.
Maakt dus radicaal een einde aan immorele praktijken,
ontucht, onzedelijkheid, hartstocht, begeerlijkheid
en de hebzucht, die gelijk staat met afgoderij.
Deze dingen roepen Gods toorn af.
Ook gij hebt u indertijd hieraan overgegeven
en in deze zonden geleefd.
Maar nu moet gij dit alles vaarwel zeggen.
Weg met toorn, gramschap, kwaadaardigheid,
laster en schandelijke taal!
En beliegt elkaar niet meer.
Gij hebt de oude mens met zijn gedragingen afgelegd
en u bekleed met de nieuwe mens,
die op weg is naar het ware inzicht,
zich vernieuwend naar het beeld van zijn Schepper.
Dan is er geen sprake meer van Griek of Jood,
besnedene of onbesnedene,
barbaar of Skyth,
van slaaf of vrije mens.
Dáár is alleen Christus,
alles in allen.

Antwoordpsalm

Psalmen 145 (144), 2-3, 10-11, 12-13ab

Refrein:
De Heer is bezorgd voor iedere mens.

U wil ik prijzen iedere dag,
uw Naam verheerlijken voor altijd.
De Heer is groot en alle lof waardig,
zijn grootheid is niet te doorgronden.

Uw werken zullen U prijzen, Heer,
uw vromen zullen U loven.
Zij roemen de glorie van uw heerschappij,
uw macht verkondigen zij.

Zij maken uw kracht aan de mensen bekend,
de pracht van uw koninkrijk.
Uw rijk is een rijk voor alle eeuwen,
uw heerschappij geldt voor ieder geslacht.

Evangelie

Lc. 6, 20-26

In die tijd sloeg Jezus zijn ogen op,
keek zijn leerlingen aan en sprak:
“Zalig gij die arm zijt,
want aan u behoort het Rijk Gods.
Zalig die nu honger lijdt,
want gij zult verzadigd worden.
Zalig die nu weent,
want gij zult lachen.
Zalig zijt gij
wanneer omwille van de Mensenzoon de mensen u haten,
wanneer zij u uitstoten en u beschimpen
en uw naam uit de samenleving bannen als iets verfoeilijks.
Als die dag komt, springt dan op van blijdschap,
want groot is uw loon in de hemel.
Op dezelfde manier behandelden hun voorvaders de profeten.
Maar wee u, rijken,
want wat u vertroost, hebt ge al ontvangen.
Wee u, die nu verzadigd zijt,
want ge zult honger lijden.
Wee u, die nu lacht,
want ge zult klagen en wenen.
Wee u, wanneer alle mensen met lof over u spreken,
want hun voorvaderen deden hetzelfde met de valse profeten.”