In die dagen stond Petrus op te midden van de broeders – er was een groep van ongeveer honderdtwintig personen bijeen – en sprak:Ā āMannen broeders, het Schriftwoord moest in vervulling gaan, dat de heilige Geest door de mond van David tevoren gesproken heeft over Judas, die de gids is geworden van hen die Jezus gevangennamen.Ā Hij behoorde tot ons getal en had aan dit dienstwerk zijn deel gekregen.Ā Deze nu heeft zich met het loon van zijn misdaad een stuk grond verworven; hij stortte voorover, barstte open en al zijn ingewanden kwamen eruit.Ā Dit werd bekend aan alle inwoners van Jeruzalem, zodat die akker in hun taal AkeldĆ”ma, dat is bloedakker heet.Ā Er staat immers geschreven in het boek der psalmen: Zijn woonplaats worde een woestenij en niemand wone er meer en ook: Een ander neme zijn ambt over.Ā Dus moet een van de mannen die tot ons gezelschap behoorden gedurende de tijd dat de Heer Jezus onder ons verkeerde,Ā vanaf het doopsel van Johannes tot de dag, waarop Hij van ons werd weggenomen, met ons een getuige worden van zijn verrijzenis.āĀ Men stelde er twee voor: Jozef ook Barsabbas geheten, bijgenaamd Justus, en Mattias.Ā Toen baden zij als volgt: āGij Heer, die aller harten kent, wijs degene aan die Gij van deze twee hebt uitverkorenĀ om de plaats te bezetten in dit dienstwerk en apostelambt, waaraan Judas ontrouw werd om heen te gaan naar zijn eigen plaats.āĀ Toen liet men hen loten en het lot viel op Mattias. Hij werd toegevoegd aan de groep van de elf apostelen.Ā