Lezing
Hymne
700
Psalmen
792
Lauden
Hymne
701
Psalmen
795
KS
797
Middaggebed
Hymne
758
Psalmen
799
KS
801
Vespers
Hymne
703
Psalmen
803
KS
805
Completen
Hymne
682
Psalmen
1204
Eerste lezing
Ezra 1, 1-6
In het eerste regeringsjaar van Cyrus,
de koning van Perzië,
liet de Heer de voorspelling,
die Hij door Jeremia gedaan had, in vervulling gaan.
Hij gaf Cyrus, de koning van Perzië, in
om in heel zijn koninkrijk een boodschap af te kondigen
en brieven rond te sturen van de volgende inhoud.
Zo spreekt Cyrus, de koning van Perzië:
“De Heer, de God des hemels,
heeft mij alle koninkrijken der aarde geschonken.
Hij heeft mij opgedragen voor Hem
een tempel te bouwen in Jeruzalem in Juda.
Laten al degenen onder u, die tot zijn volk behoren,
onder zijn hoede terugkeren naar Jeruzalem in Juda
en een tempel bouwen ter ere van de Heer,
de God van Israël, de God die in Jeruzalem woont.
Overal waar er nog Israëlieten zijn,
zullen deze van hun medeburgers zilver en goud,
have en vee ontvangen, en bovendien wijgeschenken
voor de tempel van God in Jeruzalem.”
De familiehoofden van Juda en Benjamin,
de priesters en de levieten,
allen wie God het ingaf,
troffen voorbereidingen voor de terugreis
om de tempel van de Heer
in Jeruzalem weer op te bouwen.
En hun buren gaven hun als bijdragen
zilveren en gouden voorwerpen,
have en vee en allerlei kostbaarheden
en nog andere geschenken, die ze spontaan aanboden.
Antwoordpsalm
Psalmen 126 (125), 1-2ab, 2cd-3, 4-5, 6
Refrein:
Geweldig was het wat de Heer ons deed.
De Heer bracht Sions ballingen terug:
het was alsof wij droomden.
Toen lachten alle monden
en juichte elk tong.
Toen zei men bij de volken:
geweldig is het wat de Heer hen deed.
Geweldig was het wat de Heer ons deed,
daarom zijn wij zo blij.
Keer nu ons lot ten goede, Heer,
zoals een beek doet in de Zuid-woestijn.
Die onder tranen zaaien,
zij oogsten met gejuich.
Vol zorgen gaan zij uit
met zaaizakken beladen;
maar keren zingend weer,
beladen met hun schoven.
Evangelie
Lc. 8, 16-18
In die tijd zei Jezus tot de menigte:
“Niemand steekt een lamp aan
om die onder een schaal te verbergen
of onder een rustbank te zetten,
maar hij plaatst ze op een standaard,
opdat al wie binnenkomt het licht kan zien.
Niets is verborgen dat niet openbaar gemaakt,
niets geheim, dat niet bekend zal worden
en aan het licht zal komen.
Let dus op hoe gij luistert.
Aan wie heeft, zal gegeven worden;
maar wie niet heeft,
zelfs wat hij meent te hebben, zal hem nog ontnomen worden.”