Lezing
Hymne
742
Psalmen
776
Lauden
Hymne
742
Psalmen
780
KS
201
Middaggebed
Hymne
762
Psalmen
784
KS
203
Vespers
Hymne
740
Psalmen
787
KS
204
Completen
Hymne
682
Psalmen
1203
Eerste lezing
Deut. 26,4-10
In die dagen sprak Mozes tot het volk: “De priester zal de korf met de eerste veldvruchten
van u aannemen en hem plaatsen voor het altaar van de Heer, uw God.
Dan moet gij staande voor de Heer, uw God, zeggen: Mijn vader was een zwervende Arameër.
Hij is met een klein aantal mensen naar Egypte gegaan.
Maar terwijl hij daar als vreemdeling verbleef, is hij een groot, machtig en talrijk volk geworden.
Toen de Egyptenaren ons slecht behandelden, ons verdrukten en ons harde slavenarbeid oplegden,
hebben wij tot de Heer, de God van onze vaderen geroepen.
En de Heer heeft ons verhoord en zich onze vernedering, ons zwoegen en onze verdrukking aangetrokken.
Hij heeft ons uit Egypte geleid met sterke hand, met opgeheven arm, onder grote verschrikkingen, tekenen en wonderen.
Hij heeft ons naar deze plaats gebracht en ons dit land geschonken, een land van melk en honing.
Daarom breng ik nu de eerste vruchten van de grond, die Gij, de Heer, mij heeft geschonken.”
En Mozes voegde eraan toe: “Dan moet ge die voor de Heer uw God neerleggen en u voor Hem neerbuigen.”
Antwoordpsalm
Psalmen 91(90),1-2.10-11.12-13.14-15
Gij die de bescherming geniet van de Allerhoogste
en die in de schaduw van de Almachtige woont;
voor u is de Heer: mijn toevlucht, mijn burcht,
mijn God, op wie ik vertrouw.
Het kwaad zal u niet bereiken,
de ramp blijft ver van uw tent.
Hij heeft zijn engelen last gegeven
op al uw wegen u te bewaken.
Zij zullen u op de handen dragen,
geen steen zal uw voeten kwetsen.
Gij kunt op slang en adders trappen,
Leeuwen en draken trotseren.
Wie op Mij rekent zal Ik verlossen,
beschermen zal Ik wie Mij erkent.
Wanneer hij Mij aanroept zal Ik hem horen
hem bijstaan in iedere nood,
hem redden en aanzien schenken./p>
Tweede lezing
Rom. 10,8-13
Broeders en zusters, dit zegt de Schrift, het woord is vlak bij, het is in uw mond,
het is in uw hart, het woord namelijk van het geloof, dat wij verkondigen.
Want als uw mond belijdt, dat Jezus de Heer is, en uw hart gelooft,
dat God Hem van de doden heeft opgewekt, zult gij gered worden.
Het geloof van uw hart brengt de gerechtigheid en de belijdenis van uw mond het heil.
Zo zegt het de Schrift: Niemand die in Hem gelooft zal worden teleurgesteld.
Er bestaat geen verschil tussen Jood en heiden.
Zij hebben allen dezelfde Heer, rijk aan gaven voor allen die Hem aanroepen.
Want al wie de Naam des Heren aanroept, zal gered worden.
Evangelie
Lc. 4,1-13
Vervuld van de heilige Geest ging Jezus weer weg van de Jordaan. Hij werd door de Geest naar de woestijn gevoerd, waar Hij veertig dagen verbleef
en door de duivel op de proef werd gesteld. Gedurende die dagen at Hij niets en toen ze voorbij waren, kreeg Hij honger.
De duivel zei nu tot Hem: ‘Als Gij de Zoon van God zijt, beveel dan aan die steen daar, dat hij in brood verandert.’
Jezus gaf ten antwoord: ‘Er staat geschreven: De mens leeft niet van brood alleen.’
Daarop voerde de duivel Hem omhoog en toonde Hem in een oogwenk alle koninkrijken der wereld,
en de duivel sprak tot hem: ‘Heel dat machtsgebied zal ik U geven, want het is mij in handen gesteld en ik geef het aan wie ik wil.
Als Gij dus in aanbidding voor mij neervalt, zal het in zijn geheel van U zijn.’
Toen antwoordde Jezus hem: ‘Er staat geschreven: De Heer uw God zult Gij aanbidden en Hem alleen dienen.’
Daarna bracht de duivel Hem naar Jeruzalem, plaatste Hem op de bovenbouw van een tempelpoort en sprak tot Hem: ‘Als Gij de zoon van God zijt, werp U dan vanaf deze plaats naar beneden;
want er staat geschreven: Aan zijn engelen zal Hij omtrent U het bevel geven U te beschermen
en zij zullen U op de handen nemen, opdat Ge uw voet niet zult stoten aan een steen.’
Maar Jezus gaf hem ten antwoord: ‘Er is gezegd: Gij zult de Heer uw God niet op de proef stellen.’
Toen gaf de duivel al zijn pogingen om Hem te verleiden op en verwijderde zich van Hem tot de vastgestelde tijd.