4 oktober ✝ Woensdag in de zesentwintigste week door het jaar

Lezingen
Heilige van de dag

H. Franciscus van Assisi

Evangelielezing

Lezing

Hymne

1677

Psalmen

821

Lauden

Hymne

1676

Psalmen

824

KS

1658

Middaggebed

Hymne

758

Psalmen

828

KS

1661

Vespers

Hymne

1677

Psalmen

831

KS

1664

Completen

Hymne

682

Psalmen

1207

H. Franciscus van Assisi

gedachtenis

Franciscus werd in 1182 in Assisi geboren. Na een onbekommerde jeugd werd hij door Gods genade getroffen en besloot afstand te doen van zijn bezittingen om zich uitsluitend aan God te wijden. Zo verkoos hij de armoede en leidde een evangelisch leven, waarin de prediking van de liefde tot God een voorname plaats innam. Voor zijn volgelingen stelde hij een leefregel op die door de heilige Stoel werd goedgekeurd. Hij stichtte ook een orde van slotzusters (clarissen) en een gemeenschap van leken die sober en verstorven zouden leven (derde orde). Tevens legde hij de grondslag voor de prediking onder de mohammedanen. Hij stierf in het jaar 1226.

 

Openingstekst

De man Gods Franciscus heeft zijn huis verlaten,
heeft afstand gedaan van zijn erfdeel
en is behoeftig en arm geworden.
De Heer zelf heeft hem als de zijne aangenomen.

Eerste lezing

Neh. 2, 1-8
Moge de Koning mij naar Juda zenden,
om de stad van mijn vaderen weer op te bouwen.

Uit het Boek Nehemia

Het gebeurde in de maand Nisan
van het twintigste regeringsjaar van koning Artachsata.
De wijn stond op tafel;
ik, Nehemia, nam de wijn en reikte hem de koning aan.
Nooit had ik mij bedroefd getoond in zijn tegenwoordigheid,
maar nu zei de koning mij:
„Waarom kijk je zo treurig?
Ziek ben je niet, dus moet er iets zijn
dat je treurig stemt.”
Ik ontstelde hevig
en zei tot de koning:
„De koning leve in eeuwigheid!
„Hoe zou ik er niet treurig uitzien,
nu de stad,
de plaats waar mijn voorvaderen begraven liggen,
een woestenij is geworden en haar poorten
door het vuur verteerd zijn?”
Daarop vroeg de koning:
„Wat is je verlangen?”
Ik bad tot de God des hemels
en zei tot de koning:
„Als het de koning behaagt
en als uw dienaar genade gevonden heeft in uw ogen,
moge u snij naar Juda zenden,
naar de stad waar mijn vaderen begraven liggen,
om haar weer op te bouwen.”
De koningin zat naast de koning.
De koning vroeg:
„Hoe lang duurt de reis en wanneer kom je terug?”
Ik noemde hem een termijn;
de koning stemde daarmee in
en gaf mij verlof te vertrekken.
Toen zei ik tot de koning:
„Als het de koning behaagt,
moge hij mij brieven meegeven
voor de stadhouders aan de overzijde van de Rivier,
zodat zij mij op mijn reis naar Juda doortocht verlenen.
„En ook een brief voor Asaf, de koninklijke houtvester,
dat hij me boomstammen moet leveren
om er balken van te maken
voor de poorten van de tempelburcht,
voor de stadsmuur en voor een huis voor mijzelf.”
Omdat mijn God mij genadig was,
voldeed de koning aan mijn verzoek.

Woord van de Heer.
allen: Wij danken God.

Antwoordpsalm

Ps. 137 (136), 1-2, 3, 4-5, 6

R: Moge mijn tong in mijn mond blijven kleven
als ik aan u niet meer denk.

Wij zaten aan Babylons stromen en weenden
denkend aan Sion;
en aan de wilgen die daar staan
hingen de citers.

Onze ontvoerders vroegen gezangen,
onze verdrukkers een vrolijk lied:
zingt ons van Sion!

Zouden wij dan van de Heer kunnen zingen
hier in dit vreemde land?
Als ik, Jeruzalem, u ooit vergeet
moge mijn hand verlammen;

Moge mijn tong in mijn mond blijven kleven
als ik aan u niet meer denk;
als ik Jeruzalem zou willen ruilen voor wat plezier.

Vers voor het Evangelie

Kol. 3, 16a.17c

Alleluia.
Het woord van Christus
moge in volle rijkdom onder u wonen;
dankt God de Vader door Hem.
Alleluia.

Evangelie

Lc. 9, 57-62
Ik zal U volgen, waar Gij ook heen gaat.

De Heer zij met u.
allen: En met uw geest.
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas
allen: Lof zij U, Christus.

In die tijd zei iemand tot Jezus:
„Ik zal U volgen, waar Gij ook heen gaat.”
Jezus sprak tot hem:
„De vossen hebben holen en de vogels hun nesten,
maar de Mensenzoon
heeft niets waar Hij zijn hoofd op kan laten rusten.”
Tot een ander sprak Hij:
„Volg Mij.”
Deze vroeg:
„Heer,
laat mij eerst teruggaan om mijn vader te begraven”
Jezus zei tot hem:
„Laat de doden hun doden begraven;
maar gij,
ga heen en verkondig het Rijk Gods.”
Weer een ander zei:
„Ik zal U volgen Heer,
maar laat mij eerst afscheid nemen van mijn huisgenoten.”
Tot hem sprak Jezus:
„Wie de hand aan de ploeg slaat
maar omziet naar wat achter hem ligt,
is ongeschikt voor het Rijk Gods.”

Woord van de Heer.
allen: Wij danken God.

Communievers

Mt. 5, 3

Zalig de armen van geest,
want aan hen behoort het Koninkrijk der hemelen.

Een reactie achterlaten