Lezing
Hymne
1626
Psalmen
821
Lauden
Hymne
1628
Psalmen
824
KS
1629
Middaggebed
Hymne
758
Psalmen
828
KS
1632
Vespers
Hymne
1633
Psalmen
831
KS
1635
Completen
Hymne
682
Psalmen
1207
H. Vincentius de Paul
priester
gedachtenis
Vincentius werd in 1581 in Gascogne geboren. Na zijn priesterwijding was hij als pastoor werkzaam bij Parijs. Met het oog op een betere opleiding van de geestelijkheid stichtte hij de congregatie van de Missie (lazaristen), die zich ook aan het werk van de volksmissies wijdde. Samen met de heilige Louise de Marillac stichtte hij tevens de congregatie van de dochters van Liefde om in de noden van de armen te voorzien. Hij stierf te Parijs in 1660.
Openingstekst
De Geest van de Heer rust op mij, want Hij heeft mij gezalfd.
Hij heeft mij gezonden
om aan armen de blijde boodschap te brengen
en om hen te genezen wier hart gebroken is.
Eerste lezing
Ezr. 9, 5-9
In onze slavernij heeft onze God ons niet verlaten.
Uit het Boek Ezra
Toen het uur van het avondoffer gekomen was,
ontwaakte ik, Ezra, uit mijn toestand van verbijstering,
viel op mijn knieën met rok en mantel gescheurd,
strekte mijn handen uit naar de Heer, mijn God,
en bad:
„Mijn God, ik voel mij zo diep beschaamd
dat ik mijn gezicht niet tot U durf op te heffen,
want onze zonden zijn boven ons hoofd uitgestegen
en onze schuld reikt tot aan de hemel.
„Sinds de dagen van onze voorvaderen tot op heden
gaan wij gebukt onder een grote schuld.
„Omwille van onze zonden werden wij,
onze koningen en onze priesters,
uitgeleverd aan de koningen der aarde,
aan zwaard, gevangenschap,
plundering en schande, tot vandaag toe.
„En nu heeft de Heer, onze God,
ons een ogenblik zijn barmhartigheid getoond;
Hij heeft een rest van ons overgelaten,
ons een houvast gegeven in zijn heilige plaats,
onze ogen weer het licht doen zien
en ons een moment rust gegund in onze slavernij.
„Want slaven zijn wij,
maar in onze slavernij heeft onze God ons niet verlaten,
maar Hij heeft ons genade doen vinden
bij de koningen van Perzië.
„Die hebben ons verlof gegeven
de tempel van onze God weer op te bouwen
en hem uit de puinhopen te doen herrijzen
en onze woonplaatsen in Juda en Jeruzalem te ommuren.”
Woord van de Heer.
allen: Wij danken God.
Antwoordpsalm
Tob. 13, 2, 4, 6, 7, 8
R: Geprezen zij God, die in eeuwigheid leeft.
Hij is het die slaat en die zich ontfermt,
die leidt naar de dood en herleven doet,
geen mens kan zijn hand ontvluchten.
Maakt aan eenieder zijn grootheid bekend,
verkondigt zijn lof onder alle mensen.
Want Hij is de Heer, onze God is Hij,
Hij is onze vader voor eeuwig.
Bedenkt dus wat gij van Hem kunt verwachten
en dankt Hem met luide stem.
Verheerlijkt de Heer, die rechtvaardig is,
verkondigt de lof van de koning der eeuwen.
Ik zal in dit land van verbanning Hem eren,
zijn macht laten zien aan dit zondige volk.
Gij zondaars, bekeert u en doet wat Hem aanstaat,
dan zal Hij u zeker barmhartig zijn.
Vers voor het Evangelie
Joh. 15, 15b
Alleluia.
Ik heb u vrienden genoemd, zegt de Heer,
want Ik heb u alles meegedeeld
wat Ik van de Vader heb gehoord.
Alleluia.
Evangelie
Lc. 9, 1-6
Jezus zond de twaalf uit om het Rijk Gods te verkondigen en genezingen te verrichten.
De Heer zij met u.
allen: En met uw geest.
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas
allen: Lof zij U, Christus.
In die tijd riep Jezus de twaalf bijeen
en gaf hun macht en gezag over alle boze geesten
en de kracht om ziekten te genezen.
Daarop zond Hij hen uit
om het Rijk Gods te verkondigen en genezingen te verrichten.
En Hij vermaande hen:
„Neemt niets mee voor onderweg
geen stok, geen reiszak, geen voedsel en geen geld;
niemand van u mag dubbele kleding hebben.
„Als ge een huis binnengaat moet ge daar blijven
en ge moet vandaar weer afreizen.
„Als men u ergens niet ontvangt, verlaat dan die stad
en schudt het stof van uw voeten,
als een getuigenis tegen hen.”
Toen gingen ze op weg en trokken van dorp tot dorp,
terwijl zij overal de Blijde Boodschap verkondigden
en genezingen verrichten.
Woord van de Heer.
allen: Wij danken God.
Communievers
Ps. 107 (106), 8-9
Danken wij de Heer voor zijn goedheid
voor zijn weldaden jegens de mensen.
Aan wie dorst had, gaf Hij te drinken,
wie honger had, heeft Hij verzadigd.