2 november 2025 ✝ Allerzielen

Lezingen



Allerzielen

Evangelielezing

Lezing

Hymne

692

Psalmen

996

Lauden

Hymne

696

Psalmen

999

KS

1002

Middaggebed

Hymne

758

Psalmen

1003

KS

1006

Vespers

Hymne

698

Psalmen

1007

KS

1010

Completen

Hymne

682

Psalmen

1203

Allerzielen

Als dag van gebed voor allen die uit dit leven zijn heengegaan en nog niet voor altijd bij de Heer zijn, gaat Allerzielen terug op het gebruik van middeleeuwse kloostergemeenschappen om de gestorven dierbaren (leden, verwanten en weldoeners) op bijzondere wijze liturgisch te gedenken. Door de vaststelling van deze gedenkdag op 2 november wordt de band van deze herdenking met de Allerheiligenviering beklemtoond. De onverbreekbare eenheid van beide dagen is in de postconciliaire liturgische boeken onderstreept door de bepaling, dat ook wanneer 2 november op zondag valt, de liturgie geheel gewijd is aan de gedachtenis van de overledenen. Terecht vormt het volk Gods in haar leden, zowel in hen die eeuwig leven bij God als in hen die, waar dan ook, nog onderweg zijn, één grote gemeenschap, sterk door banden van verwantschap en liefde in Christus onze Verlosser.

Eerste lezing

Wijsh. 3, 1-9

De zielen van de rechtvaardigen zijn in Gods hand en geen foltering zal hen deren. In de ogen van de dwazen schenen zij dood te zijn en hun heengaan werd als een onheil beschouwd, hun verdwijnen uit ons midden als een vernietiging. Zij zijn echter in vrede. Ook al worden zij naar de mening van de mensen gestraft, zij zijn vervuld van één hoop: de onsterfelijkheid; na een korte tuchtiging zullen zij een grote weldaad ontvangen, omdat God hen op de proef heeft gesteld en bevonden heeft, dat zij Hem waardig zijn. Als goud in de smeltkroes heeft Hij hen beproefd; als een brandoffer heeft Hij hen aanvaard. Wanneer dan de tijd van hun oordeel komt, zullen zij schitteren en als vlammen door een stoppelveld jagen. Zij zullen rechtspreken over de naties en heersen over de volkeren en de Heer zal hun Koning zijn, in eeuwigheid. Zij die op Hem vertrouwen zullen de waarheid verstaan en zij die trouw zijn zullen in liefde bij Hem verblijven, want genade en barmhartigheid vallen zijn uitverkorenen ten deel.

Antwoordpsalm

Ps. 23 (22), 1-3a. 3b-4. 5. 6

De Heer is mijn herder, niets kom ik tekort; Hij laat mij weiden op groene velden. Hij brengt mij aan water, waar ik kan rusten, Hij geeft mij weer frisse moed.
Mijn schreden leidt Hij langs rechte paden omwille van zijn Naam. Al voert mijn weg door donkere kloven, ik vrees geen onheil waar Gij mij leidt. Uw stok en uw herderstaf geven mij moed en vertrouwen.
Gij nodigt mij aan uw tafel tot ergernis van mijn bestrijders. Met olie zalft Gij mijn hoofd, mijn beker is overvol.
Voorspoed en zegen verlaten mij nooit elke dag van mijn leven. Het huis van de Heer zal mijn woning zijn voor alle komende tijden.

Tweede lezing

Rom. 8, 31b-35.37-39

Broeders en zusters, indien God vóór ons is, wie zal dan tégen ons zijn? Hij heeft zelfs zijn eigen Zoon niet gespaard; voor ons allen heeft Hij hem overgeleverd. En zou Hij ons na zulk een gave ook niet al het andere schenken? Wie zal Gods uitverkorenen aanklagen? God die rechtvaardigt? Wie zal hen oordelen? Christus Jezus misschien die gestorven is, meer nog, die is opgewekt en die, gezeten aan Gods rechterhand, voor ons zelfs ten beste spreekt? Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus? Verdrukking wellicht of nood, vervolging, honger, naaktheid, levensgevaar of het zwaard? Maar over dit alles zegevieren wij glansrijk, dankzij Hem die ons heeft liefgehad. En ik ben ervan overtuigd dat dood noch leven, engelen noch heerschappijen, heden noch toekomst, geen krachten, hoogte noch diepte, noch enig ander schepsel bij machte is ons te scheiden van de liefde Gods, die is in Christus Jezus, onze Heer.

Evangelie

Lc. 23, 33.39-43

Toen de soldaten op de plaats kwamen die Schedel heet sloegen zij Jezus daar aan het kruis, en zo ook de misdadigers, de een rechts, de ander links. Een van de misdadigers die daar hingen hoonde Hem: “Zijt Gij niet de Messias? Red dan uzelf en ons.” Maar de andere strafte hem af en zei: “Heb zelfs jij geen vrees voor God terwijl je toch hetzelfde vonnis ondergaat? En wij ondergaan dat vonnis terecht, want wij krijgen wat we door onze daden verdiend hebben maar Hij heeft niets verkeerds gedaan.” Daarop zei hij: “Jezus, denk aan mij wanneer Gij in uw Koninkrijk gekomen zijt.” En Jezus sprak tot hem: “Voorwaar, Ik zeg u: vandaag nog zult gij met Mij zijn in het paradijs.”