19 september ✝ Donderdag in de 24e week door het jaar

Lezingen

Heilige van de dag

H. Janaurius

Evangelielezing

Lezing

Hymne

1609

Psalmen

1158

Lauden

Hymne

1613

Psalmen

1160

KS

1614

Middaggebed

Hymne

758

Psalmen

1164

KS

1166

Vespers

Hymne

710

Psalmen

1154

KS

1156

Completen

Hymne

682

Psalmen

1208

Januarius, bisschop en martelaar

Samen met enige andere christenen onderging Januarius, als bisschop van Beneventum, tijdens de kerkvervolging van Diocletianus de marteldood te Napels, waar hij bijzonder vereerd wordt.

Eerste lezing

I Kor. 15, 1-11
Dàt verkondigen wij en dàt hebt gij geloofd.

Uit de eerste brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Korinte

Broeders en zusters,
Ik vestig uw aandacht op het evangelie dat ik u heb verkondigd,
dat gij hebt ontvangen,
waarop gij gegrondvest zijt
en waardoor gij ook gered wordt:
in welke bewoordingen heb ik het u verkondigd?
Ik neem aan dat gij die onthouden hebt;
anders zoudt gij het geloof zonder nadenken hebben aanvaard.

Op de eerste plaats dan heb ik u overgeleverd
wat ik ook zelf als overlevering heb ontvangen,
namelijk dat Christus gestorven is voor onze zonden,
volgens de Schriften
en dat Hij begraven is,
en dat Hij is opgestaan op de derde dag,
volgens de Schriften,
en dat Hij verschenen is aan Kefas en daarna aan de Twaalf.

Vervolgens is Hij verschenen
aan meer dan vijfhonderd broeders tegelijk,
van wie de meesten nog in leven zijn,
hoewel sommigen zijn gestorven.
Vervolgens is Hij verschenen aan Jakobus,
daarna aan alle apostelen.
En het laatst van allen is Hij ook verschenen aan mij,
de misgeboorte.
Ja, ik ben de minste van de apostelen,
niet waard apostel te heten, want ik heb Gods kerk vervolgd.
Maar door de genade van God ben ik wat ik ben
en zijn genade aan mij is niet vergeefs geweest.
Ik heb harder gewerkt dan alle anderen,
niet ik, maar de genade van God met mij.
Maar of zij het nu zijn of ik,
dàt verkondigen wij en dàt hebt gij geloofd.

Woord van de Heer.
allen: Wij danken God.

Antwoordpsalm

Ps. 118 (117),1-2, 16ab-17, 28

R: Brengt dank aan de Heer, want Hij is genadig.
of: Alleluia.

Brengt dank aan de Heer, want Hij is genadig,
eindeloos is zijn erbarmen!

Herhaalt het, stammen van Israël
eindeloos is zijn erbarmen!

De Heer greep in met krachtige hand,
de hand van de Heer heeft mij opgericht,
de hand van de Heer was machtig.

Ik zal niet sterven maar blijven leven
en alom verhalen het werk van de Heer.

Mijn God zijt Gij en ik dank U, mijn God,
ik verkondig uw roem.

Vers voor het Evangelie

Jak. 1, 21

Alleluia.
Neemt met zachtmoedigheid het woord van God aan
dat in u werd geplant,
en de kracht bezit uw zielen te redden.
Alleluia.

Almachtige God,
zuiver mijn hart en mijn lippen,
sterk mij om uw evangelie in eerbied te verkondigen.

Evangelie

Lc. 7, 36-50
Haar zonden zijn haar vergeven, al waren ze vele, want zij heeft veel liefde betoond.

De Heer zij met u.
allen: En met uw geest.
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas
allen: Lof zij U, Christus.

Een van de Farizeeën vroeg Jezus eens bij zich te eten.
Jezus trad het huis van de Farizeeër binnen en ging aanliggen.
Een vrouw nu, die in de stad als een zondares bekend stond,
was te weten gekomen dat Jezus in het huis van de Farizeeër te gast was.
Zij nam een albasten vaasje met balsem mee
en ging schreiend achter Hem, bij zijn voeten staan.
Haar tranen maakten zijn voeten nat, die ze met haar hoofdhaar afdroogde.
Zij kuste ze keer op keer en zalfde ze met de balsem.
Toen de Farizeeër die Hem uitgenodigd had dit zag, zei hij bij zichzelf:
„Als dit een profeet was zou Hij weten wie en wat voor een vrouw het is
die Hem aanraakt; het is immers een zondares.”
Jezus gaf hem ten antwoord:
„Simon, Ik heb u iets te zeggen.”
Waarop deze zei:
„Zeg het, Meester.”
„Een geldschieter had twee schuldenaars,
de een was hem vijfhonderd, de ander vijftig tienlingen schuldig.
„Omdat zij die niet konden teruggeven schold hij ze aan allebei kwijt.
„Wie van hen zal nu het meest van hem houden?”
„Ik veronderstel,
– antwoordde Simon –
diegene aan wie hij het meeste heeft kwijtgescholden.”
Jezus zei tot hem:
„Uw oordeel is juist.”
Daarop keerde Hij zich tot de vrouw en zei tot Simon:
„Ge ziet die vrouw daar?
„Ik kwam uw huis binnen;
gij hebt niet eens water over mijn voeten gegoten,
maar mijn voeten zijn nat geworden door haar tranen
en zij heeft ze met haar haren afgedroogd.
„Gij hebt Mij niet eens een kus gegeven,
maar zij hield, sinds Ik binnenkwam niet op mijn voeten te kussen.
„Gij hebt mijn hoofd niet met olie gezalfd,
maar zij heeft mijn voeten gezalfd met balsem.
„Daarom zeg Ik u:
haar zonden zijn haar vergeven, al waren ze vele,
want zij heeft veel liefde    betoond.
„Weinig liefde betoont hij aan wie weinig wordt vergeven.”
Daarop sprak Hij tot haar:
„Uw zonden zijn vergeven.”
De medeaanliggenden vroegen zich af:
„Wie is deze man, die zelfs zonden vergeeft?”
Jezus zei tot de vrouw:
„Uw geloof heeft u gered: ga in vrede.”

Woord van de Heer.
allen: Wij danken God.