17 maart 2025 ✝ Maandag in de 2e week van de Veertigdagentijd

Lezingen

Evangelielezing

Lezing

Hymne

742

Psalmen

900

Lauden

Hymne

742

Psalmen

903

KS

226

Middaggebed

Hymne

762

Psalmen

907

KS

206

Vespers

Hymne

740

Psalmen

910

KS

227

Completen

Hymne

682

Psalmen

1206

Eerste lezing

Dan. 9,4b-10

Ach Heer, grote en geduchte God, die het verbond gestand doet
en vol erbarmen zijt voor hen, die U liefhebben en uw geboden volbrengen:
Wij hebben gezondigd en kwaad gedaan, wij hebben goddeloos gehandeld
en zijn weerspannig geweest, wij zijn afgeweken van uw geboden en wetten,
wij hebben niet geluisterd naar uw dienaren, de profeten, die in uw Naam gesproken hebben
tot onze koningen, hoogwaardigheidsbekleders, familiehoofden
en tot heel de gezeten bevolking van het land.
Heer, Gij staat in uw recht, maar wij hebben reden om ons te schamen
en we staan nu ook beschaamd, wij, de mannen van Juda, de inwoners van Jeruzalem
en heel Israël, zowel degenen die dichtbij als veraf wonen in de landen
waarheen gij ze verstoten hebt, omdat zij U ontrouw geworden zijn.
Heer, wij moeten ons schamen, wij, onze koningen, onze hoogwaardigheidsbekleders
en onze familiehoofden, omdat wij tegen U gezondigd hebben.
Moge de Heer onze God barmhartig zijn en vergevensgezind,
want wij zijn weerspannig geweest tegen Hem
en wij hebben niet geluisterd naar de Heer onze God en niet geleefd naar de geboden,
die Hij ons door zijn dienaren, de profeten, gegeven heeft.

Antwoordpsalm

Psalmen 79(78),8.9.11.13

Laat ons niet boeten voor vroegere zonden,
kom met uw barmhartigheid ons tegemoet,
want wij zijn maar zwakke mensen.

Ach help ons, God van ons heil, om uw Naam,
bevrijd ons, vergeef onze zonden,
laat niemand zeggen: waar is nu hun God?

Tot U stijge op het gekerm der geboeiden,
bevrijd met uw macht die de dood zijn gewijd.

Maar wij zijn uw volk, Heer, uw eigen kudde,
wij zullen U prijzen in eeuwigheid,
uw lof van geslacht tot geslacht bezingen.

Evangelie

Lc. 6,36-38

In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: Weest barmhartig, zoals uw Vader barmhar­tig is.
Oordeelt niet, dan zult ge niet geoordeeld worden; veroordeelt niet, dat zult ge niet veroordeeld worden; spreekt vrij en ge zult vrijgesproken worden.
Geeft, en u zal gegeven worden; een goede, gestamp­te, geschudde en overlopende maat zal men u in de schoot storten. De maat die gij gebruikt, zal men ook voor u gebruiken.’