Lezing
Hymne
742
Psalmen
883
Lauden
Hymne
742
Psalmen
887
KS
224
Middaggebed
Hymne
762
Psalmen
891
KS
203
Vespers
Hymne
740
Psalmen
895
KS
225
Completen
Hymne
682
Psalmen
1203
Eerste lezing
Gen. 15,5-12.17-18
In die dagen leidde God Abram naar buiten en zei: “Kijk naar de hemel en tel de sterren,
als ge kunt.” En Hij verzekerde hem: “Zo talrijk wordt uw nageslacht.”
Abram geloofde de Heer en deze rekende hem dat als gerechtigheid aan.
Toen zei God tot hem: “Ik ben de Heer, die u uit Ur in Chaldea heb geleid om u dit land in bezit te geven.”
Abram vroeg: “Heer God, hoe kan ik weten dat ik het inderdaad zal krijgen?”
Hij zei tot hem: “Haal een driejarige koe, een driejarige bok, een driejarige ram, een tortel en een jonge duif.”
Abram haalde dit alles, sneed de dieren middendoor, en legde de stukken tegenover elkaar; alleen de vogels sneed hij niet door.
Er kwamen roofvogels op de dode dieren af, maar Abram joeg ze weg.
Bij zonsondergang viel Abram in een diepe slaap; hevige angst en duisternis overviel hem.
Toen de zon was ondergegaan, en het helemaal donker was geworden,
zag Abram een rokende oven en een vurige fakkel die tussen de stukken doorging.
Op die dag sloot de Heer een verbond met Abram. Hij zei: “Aan uw nakomelingen
schenk Ik dit land, vanaf de beek van Egypte tot aan de grote rivier, de Eufraat.”
Antwoordpsalm
Psalmen 27(26),1.7-8.9abc.13-14
De Heer is mijn licht en mijn leidsman,
wie zou ik vrezen?
De Heer is de schuts van mijn leven,
voor wie zou ik bang zijn?
Wil luisteren, Heer, naar mijn roepende stem,
heb medelijden en wil mij verhoren.
Uw aanschijn Heer tracht ik te zien.
Wil u niet verbergen voor mij.
Wil uw gelaat niet verbergen voor mij,
verstoot mij, uw dienaar, niet in uw gramschap
want Gij zijt mijn helper, verjaag mij dus niet.
Ik reken er op nog tijds mijn leven,
de weldaden van de Heer te ervaren.
Zie uit naar de Heer en houd dapper stand,
wees moedig van hart en vertrouw op de Heer.
Tweede lezing
Fil. 3,17-21.4,1
Broeders en zusters, volgt mij na en houdt hen voor ogen die zich gedragen naar het voorbeeld dat ik u gegeven heb.
Want ik heb er al vaak over gesproken en moet het nu onder tranen herhalen:
‘velen leiden een leven dat hen indeelt bij de vijanden van Christus’ kruis.
Zij zijn op weg naar de ondergang, hun buik is hun god,
in hun schande stellen zij hun eer, zij hebben hun zinnen gezet op het aardse.
Maar ons vaderland is in de hemel, en uit de hemel verwachten wij onze verlosser, de Heer Jezus Christus.
Hij zal ons armzalig lichaam herscheppen en het gelijkvormig maken aan zijn verheerlijkt lichaam,
met dezelfde kracht die Hem in staat stelt het heelal aan zich te onderwerpen.
Daarom, mijn beminde broeders, naar wie ik zo verlang,
mijn vreugde en mijn kroon, houdt aldus stand in de Heer, mijn geliefden.
Evangelie
Lc. 9,28b-36
In die dagen nam Jezus Petrus, Johannes en Jakobus met zich mee en besteeg de berg Tabor om er te bidden.
Terwijl Hij in gebed was, veranderde zijn gelaat van aanblik en werden zijn kleren verblindend wit.
En zie, twee mannen waren met Hem in gesprek; het waren Mozes en Elia
die in heerlijkheid verschenen waren en spraken over zijn heengaan, dat Hij in Jeruzalem zou voltrekken.
Petrus en zijn metgezellen waren intussen door slaap overmand. Klaar wakker geworden zagen zij zijn heerlijkheid en de twee mannen die bij Hem stonden.
Toen dezen van Hem heen wilden gaan, zei Petrus tot Jezus: ‘Meester, het is goed dat wij hier zijn.
Laten we drie tenten bouwen, een voor U, een voor Mozes en een voor Elia.’ Maar hij wist niet wat hij zei.
Terwijl hij zo sprak, kwam er een wolk die hen overschaduwde. Toen de wolk hen omhulde, werden zij door vrees bewogen.
Uit de wolk klonk een stem die sprak: ‘Dit is mijn Zoon, de Uitverkorene, luistert naar Hem!’
Terwijl de stem weerklonk, bevonden zij dat Jezus alleen was. Zij zwegen er over en verhaalden in die tijd aan niemand iets van wat zij gezien hadden.